Yala National Park

Maandag 18 november 2019

De olifanten waren ons goed bevallen en waren een voorproefje voor het échte  werk. Het zou een lange zit worden naar het Yala, National Park maar na gisteren wisten we dat, dat het meer dan waard zou zijn! Voor 900 Ruppie (nog geen 4 euro) vulden we onze tank en waren we klaar om een start te maken aan de 153 kilometer die we die dag moesten afleggen. Het leuke aan zelf een tuktuk rijden is de totale vrijheid, maar hetgeen ook ontzettend grappig is, zijn de verbaasde gezichten van de lokals. Wanneer we gepasseerd worden en de tuktuk chauffeur eerste nietsvermoedend onze richting op kijkt en dan nogmaals kijkt om te kijken of het klopt wat hij zag. Om vervolgens een hele grote glimlach op zijn gezicht te toveren, te toeren en te zwaaien, alsof de koningin van het beloofde land langsrijdt. Ze vinden het verbazingwekkend; die toeristen achter het stuur. En al moet ik ze daar wel gelijk in geven, want het verkeer is niet bepaald een peulenschil. Daar waar Sander eerst nogal zat te stuntelen tijdens het rijden, kreeg hij het rijden steeds meer onder de knie. De motor sloeg (bijna) nooit meer af en hij had zijn angst ingeruild voor professionele lef, waardoor we langs en tussen al het verkeer doorschoven.  We vlogen voorbij en daardoor ook de 153 kilometer. Het laatste stuk, de B35 route, is een weg die door het Yala national park loopt, waardoor de kans bestaat dat er olifanten langs of soms zelfs op de weg staan.  Dat stuk reden we iets langzamer... Niet alleen om de eventuele olifanten te kunnen spotten, maar zeker ook om er geen te raken. Het was een mooie tocht, die toch wel de hele middag in beslag had genomen. Toen we aan het eind van de middag aankwamen in Gaga Bees hotel, mét zwembad, merkten we pas dat het ons aardig gesloopt had. Als eerste namen we dan ook een frisse duik in het zwembad en strekten we onze benen. Het was een erg mooi hotel, met allemaal kleine huisjes en een zwembad dat meer dan welkom was. Het was voor het eerst tijdens onze reis dat een hotel volgeboekt zat. We kwamen in het drukkere, meer toeristische gedeelte van Sri Lanka. Al kon je er nog steeds niet omheen dat het laag seizoen was, want ook die avond weer bestelden we in een restaurant een biertje en wat eten en zagen we na onze bestelling een jongen gehaast op zijn fiets wegsnellen.  Op naar de plaatselijke winkel om onze bestelling in te slaan.  Het duurde daarom iets langer, maar we wisten in ieder geval dat het vers van de markt kwam en dat was toch meer waard. We boekten in het hotel een safari tour voor de volgende ochtend werden geacht om 5.00 uur bij de receptie te verschijnen.  De prijzen voor de tours verschillen ontzettend per hotel. We hadden in Yala twee hotels op de planning staan en bij het tweede hotel was de prijs het dubbele van waar wij hem voor boekten, maar rond de 80 euro per stel moet je wel rekenen.  's Avonds lazen we nog een boekje voor het huisje en luisterden we hoe de kikkers in de vijver lawaai maakten. De lange rit had ons uitgeput en aangezien we de volgende dag weer om 5.00 uur paraat moesten staan, gingen we maar niet al te laat naar bed. 

 

Dinsdag 19 november 2019

Het was nog donker toen we ons huisje verlieten. Op het gekwaak kikkers na, was het er doodstil.  Een ander stelletje zat al bij de receptie te wachten en na een paar minuten arriveerden er twee grote jeeps voor de poort. We namen beiden plaats in een aparte jeep, om zo de kans op dieren spotten te vergroten. De rangers hadden een walkie talkie waar ze elkaar mee op de hoogte hielden.  We reden als gekken naar de ingang van het park. We hadden van het hotel een ontbijt-box meegekregen en ik was maar al te blij dat ik daar nog geen hap van had genomen.  Mogelijk dat hij nog droomde dat hij Max Verstappen was, maar erg verantwoord was het niet. Toen we het nationale park naderden en er een grote mannetjes olifant in de bosschage stond te eten, scheurden we er langs op.   We vonden het maar raar en hoopten niet dat dit de snelheid was waarmee de tour gingen voortzetten, want dan waren we na een kwartier alweer thuis geweest. Aangekomen bij poort sloten we achteraan in de rij. Een rij van tientallen jeeps, die stonden te wachten tot de poort opende. De ranger vertelde dat in het hoogseizoen er wel tot de 450 jeeps per dag het park in gaan en in het laagseizoen rond de 200. Onze oren klapperden. De ticketbalie ging om kwart voor 6 en aangezien er een bepaald aantal jeeps het park mogen betreden, rijdt iedereen als gekken richting het park. Vandaar de Max Verstappen actie, dachten we bij onszelf.  Wij reden alvast vooruit om na de ticketbalie wederom bij de ingang van het park in de rij te gaan staan. De andere jeep kocht snel twee tickets en drukte zijn jeep achter die van ons. Het leek een heuse georganiseerde criminele organisatie. Zo uitgestippeld hadden ze alles.  Toen om 6 uur het park open ging, reden we als zesde jeep het park op. We sloegen een afslag in en de ranger gaf ons wat informatie over de dieren die we zagen. De écht grote dieren zagen we niet en het eerste half uur bleef het enkel bij waterbuffels, wilde zwijnen en kleurrijke vogels. Toen na een half uur de Nokia tune van de chauffeur klonk ging het allemaal erg snel. Auto in de reverse en gas erop. Aangezien de wegen eenrichtingswegen zijn en het verboden is om er te keren, reden we de hele 5 kilometer over de hobbelige zand weg met 100 kilometer per uur achteruit. Ik klemde mij handen stevig om de stalen buis boven mijn hoofd en bezorgd keek in Sander's kant op.  We kwamen aan bij een plek waar wel 35 jeeps zich verzameld hadden en verderop in de bosjes wees onze ranger naar een verscholen beest. Ik moest goed zoeken, want het gele gras maskeerde het dier dat zich verschool. Na een tijdje focussen zag ik de zwarte vlekken door het hoge gras verplaatsen. Een luipaard was aan het jagen en wij waren getuigen.  Het was een prachtig gezicht hoe het dier zich sierlijk, maar toch dreigend door het landschap bewoog. De hele tour speelde zich eigenlijk hetzelfde af. We reden doelloos de zandwegen af, wachtende tot een van de andere rangers belde en we in volle vaart achterwaarts die kant op reden. Het leidde ons wel naar meerdere olifanten families,  krokodillen, luipaarden en grote groepen wilde zwijnen. Het landschap was prachtig en we keken onze ogen uit. Een gek idee dat 15 jaar geleden het hele Yala national park verwoest is door de tsunami en je er nu niets meer van kunt zien. De bomen zijn weer gaan groeien, de struiken bedekken weer de grond en de dieren zijn teruggekeerd. Want daar waar er geen boom gespaard is gebleven, zegt men dat er geen dier is omgekomen. Ze waren al gevlucht toen de hoge golven het land bereikten. Om 10 uur zette de jeep ons weer af bij het hotel. We hadden voor de komende twee nachten een ander hotel geboekt, zonder zwembad, dus we besloten de minuten de we bij het zwembad konden doorbrengen goed uit te nutten...



Toen onze huidjes eruit zagen als verrimpelde perziken  was het mooi geweest. We reden met de tuktuk naar de andere kant van het plaatsje Tissamaharama en probeerden ons volgende hotel te vinden. De weg die maps.me aangaf leek onmogelijk, door de grote kuilen gevuld met regenwater. We besloten een andere weg te nemen, die langer was, maar waarvan de eerste 300 meter er beter uitzag. Na die 300 meter werd het als maar erger. De kuilen werden groter en de mogelijkheid om langs de kuilen op te rijden nam af. Terug was geen optie en omdat de tuktuk zich de afgelopen dagen al bewezen had, hadden we er de volste vertrouwen in. We gingen er dwars doorheen. Althans dat was het plan. Halverwege de 4 meter lange plas bleven we haken. De banden van de tuktuk spetterden het water meters achter ons en de motor gromde gewelddadig. Ik probeerde de tuktuk nog de drukker, maar er zat geen beweging in. Dat hadden wij weer. Toch iets overschat, die kunsten van onze tuktuk. Ik liep een halve kilometer naar onze camping om versterking te halen, maar toen ik arriveerde op de camping denk ik niet dat ze mij direct geloofden. Ik probeerde uit te leggen waar Sander stond en wat ons probleem was. Gezamenlijk met drie mannen liep ik terug naar de grote modderpoel. Sander was intussen lek gestoken door de honderden muggen die als ramptoerist bij de plas waren komen kijken.  De kleinste man en ook de meest ronde, nam plaats achter het stuur en de andere twee begonnen te drukken. Aangezien één zo slim was om tegen het raam te drukken, begaf die het ook nog eens. Kon er ook nog wel bij! Na een paar minuten hadden ze de tuktuk uit de kuil gedrukt en zag ik onze borg al aan onze neus voorbij gaan. Die zie je nooit meer te-rug, speelde zich in mijn hoofd af. We hadden de kuil overleefd, maar de weg naar de camping was nog lang en na iedere tien bevond zich weer een andere diepe kuil. Het potige ventje durfde het wel aan, verzocht ons om plaats te nemen achterin en zijn twee vrienden gingen naast hem zitten. Met vijf man in de tuktuk scheurden we door de modderplassen. Ach joh, de tuktuk was toch niet van hun... Lachen dat ze deden! Uiteindelijk kwamen we aan bij de camping, met een bruine in plaats van groene tuktuk. Opgelucht waren we wel. Weer een goed verhaal voor thuis, alsof we die nog niet genoeg hadden. Op het kamp werden we welkom geheten door een lange man met een grote spleet tussen zijn voortanden en de vrouwelijke manager, die over enthousiast was. Ze verontschuldigde ons voor ons avontuur, maar zei als klap op de vuurpijl nog wat dat de tuktuk niet op de camping kon blijven staan en verplaatst moest worden. Gelukkig bood het potige ventje aan om hem te verplaatsen en zonder te overleggen gaf Sander hem de sleutel. Eén van de andere medewerkers bracht ons naar onze kampeertent in de bosschage en legde uit hoe we ons konden vermaken op de camping. Om 16.00 uur stond er cake met thee en koffie klaar, om 18.00 uur startte het kampvuur en rond 18.30 uur werd het eten geserveerd. We hadden inclusief de avond bbq en het ontbijt geboekt en dat was maar goed ook, na ons hele tuktuk avontuur, want 'even' naar de winkel ging niet lukken.  Het potige ventje klopte op onze tent en overhandigde de sleutel, zonder te zeggen waar hij de tuktuk had geparkeerd en omdat wij er vanuit gingen dat hij langs de hoofdweg stond, vroegen wij er niet na. De middag brachten we door op één oor. Door de safari hadden we al een groot gedeelte van de dag erop zitten en omdat we geen tweede safari geboekt hadden, stond de komende twee dagen in het teken van ontspannen. Om vier uur namen we plaats in de gezamenlijke tent voor een thee'tje en een heerlijk Sri Lankaans cakeje. We stelden ons voor aan de reizigers die er al zaten en hoorden ze zeggen dat ze Daniël, Kim en Alex heette. Daniël was een rijke zakenman uit India, die zijn eigen bedrijf in ziekenhuissystemen had en een huis had in Rusland, Amerika en India. Kim en Alex waren een schattig stelletje uit Maleisië die erg goed Engels spraken.  Het werd een echt theekransje en vooral Daniël praatte ons de oren van de kop. Hij had zowat de hele wereld al gezien en zijn rugzak was gevuld met interessante en wijze verhalen. Hij toverde ze zo uit zijn hoge hoed. Alex, Kim en wij luisterden aandachtig. Tijdens één van zijn verhalen onderbrak een Duits stel hem en vroegen of ze ook plaats mochten nemen op één van de stoeltjes. Het waren Hélène en Rudi. Twee duisters, die sinds een paar maanden woonachtig waren in Maleisië.  Het waren ontzettend aardige mensen, waarmee we de hele avond gezellig kletsten. Om 18.00 uur haalde één van de medewerkers ons op voor het kampvuur, waar we onze gesprekken verder afmaken. Het was super gezellig en sfeervol en doordat ze enkel gebruikt maakten van kaarslicht en geen kunstmatig licht, was de sterrenhemel op zijn best. Zelden heb ik sterren zo helder zien stralen. De bbq ging aan en na een half uur mochten we aan tafel plaats nemen. Ze hadden de tafeltjes ingericht op het aantal mensen en in plaats van één lange tafel, zat iedereen samen met zijn eigen gezelschap. Waarschijnlijk om het ideale romantische hotel uit te stralen, maar wij vonden het jammer dat we niet gezellig met de andere reizigers konden babbelen. Waren we elkaar na die 2,5 week al zo zat?  Na het eten namen we met Hélène en Rudi nog plaats rondom het kampvuur en deelden we onze verhalen. We wilden eigenlijk allemaal naar bed, maar de sfeer en de warmte van het kampvuur maakten dat we beleven zitten. Toen het om half 11 ging regenen moesten we wel naar onze tent en kwam er gedwongen een einde aan de gezelligheid. Bij onze tent namen we afscheid van het Duitse stel en wenste ze het beste. Sander en Rudi wisselden nog visitekaartjes uit, voor als we ooit Maleisië zouden bezoeken. Toch handig al die adresjes, verspreid over de wereld. In het donker opende we de rits van onze tent en zorgden we ervoor dat we hem hermetisch achter ons afsloten.  We sliepen aan de rand van het National Park en dat was te horen aan de geluiden die rondom ons klonken.  

 

Woensdag 20 november 2019

Als in een echte jungle werden we in de ochtend gewekt door voetstapjes op onze tent. Een troep apen had zich op ons dak verzameld en vertelden ons dat de dag begon. Kim, Alex en Daniël waren op safari en Rudi en Hélène waren al uitgecheckt. We waren alleen op de camping en aangezien 'ontspannen' onze planning was. Deden we de hele dag niets anders dan, je raad het al... Ontspannen! We keken een filmpje, lazen een boek en ik ging met mijn camera de camping rond. Met de macro lens in de aanslag probeerde ik al het kleine leven vast te leggen. Kleurrijke vlinders, felle bloemen en prachtige vogeltjes. Ik vermaakte mij de hele ochtend met mijn camera en Sander las een boek over 'Schaamteloos delegeren'.  Aan het eind van de middag, rond een uur of 5, wanneer de schemer opkomt en de olifanten zich laten zien reden we met de tuktuk naar de B35 route. Het potige ventje had onze tuktuk verplaatst, dus het eerste stuk liepen we richting de verharde hoofdstraat. Eenmaal aangekomen was er geen tuktuk te bekennen. We liepen een stukje door, maar zagen nergens onze met modder bedekte tuktuk. Hij was dit keer niet missen, aangezien het ontbrekende raam en de bruine modderlaag.  Het was warm en we begonnen te denken dat onze tuktuk misschien wel eens ontvreemd kon zijn. Aangezien één van de twee (Ik zeg niet wie, maar ik was het niet) zo slim was om de reservesleutel in het bakje naast het stuur te laten liggen, kon het wel eens zo zijn dat iemand er mee vandoor was gegaan. We liepen ongerust terug naar de camping om het potige mannetje te vragen waar precies, hij onze tuktuk geparkeerd had. We liepen de poort door naar de camping en namen dit keer een andere afslag richting het verblijf waar de medewerkers bivakkeerden. Op een open vlakte naast het gebouw stond die dan; onze verdwaalde tuktuk. Licht geïrriteerd en met bezweette hoofden zetten we onze tassen op de achterbank. We probeerden het raampje weer terug te plaatsen in het rubberen frame en met een beetje hulp van één van de medewerkers slaagden we erin. Met wat desinfectie doekjes poetsten we de achterkant schoon en hij was weer als nieuw. Dat was een meevaller! Sander reed over de hobbelige weg en via de kuilen richting de hoofdstraat. Gelukkig ging het dit keer iets soepelere en lukte het ons om ongeschonden de hoofdstraat te bereiken.  Klaar voor onze twee tuktuk-safari. In tegenstelling tot de eerste keer, zagen we dit keer geen olifanten. Het begon te regenen en ook olifanten hebben een afkeer tegen dit weerfenomeen. Ze verschuilen zich onder bomen en takken en de kans om ze te zien neemt aanzienlijk af. Zo knal je er bijna tegen op en zo zoek je je suf. That's the Sri Lankan life.  We keerden terug naar het kamp om op tijd te zijn voor het 'theekransje', om te horen hoe de safari van Alex, Kim en Daniël bevallen was. Ze hadden geluk gehad en een luipaard van heel dichtbij gespot en zelfs een mannelijke olifant met slagtanden gezien, waar er maar zo'n 6 van zijn in het park. The lucky bastards. Een tikkeltje jaloers waren we wel.  De cake was wederom voortreffelijk en het gezelschap deed daar niet aan onder. Dit keer sloot op Jay aan bij onze dagelijkse praatsessie. Een man op leeftijd (dat zeg ik toch netjes)  met een huis in Californië en een huis op Guam. Ik hoor je denken Guam? Nooit van gehoord... Ook voor ons was het onbekend. Het is een klein eiland boven de Filepijnen en maakt onderdeel uit van Micronesië (ook dat was bij mij niet bekend). Hij was tandarts van beroep en reisde wanneer hij kon de wereld rond. Net als Daniël was ook hij een wijze man met een rugzak vol kennis. Het werd er alleen maar interessanter op en aandachtig probeerde ik de verhalen van de twee wijzen te volgen. Door de accenten leek het soms in de verste verte niet op Engels en op die momenten knikte ik overtuigend. Alex en Kim hadden mijn actie door en omdat zei waarschijnlijk hetzelfde dachten begonnen ze te lachen. We lieten de mannen aan elkaar over en namen vast plaats bij het kampvuur. Net als de avond ervoor hadden ze de stoelen gegroepeerd in het aantal waarmee je reisde. Twee stoelen voor ons en 5 meter verderop twee stoelen voor Kim en Alex. Jay reisde alleen en voor hem stond dan ook een eenzaam stoeltje rondom het vuur. Hij was die dag aangekomen en nog onbekend met de autistische structuur die er heerste in het kamp. Hij wilde plaatsnemen op een random stoel, maar werd algauw terug gevloten door de medewerkers. "Sir, sir, you have to sit over here!", en ze wezen naar de eenzame stoel. Jay begon te lachen en grapte: 'Do you have a megaphone?!"Ook wij konden onze lach niet inhouden, maar probeerden te voorkomen dat de medewerkers zich beledigd voelden. We schoven de stoelen dichter na elkaar toe en warmden onszelf op aan het vuur.  Voor de twee keer dineerden we bij kaarslicht.  Gezellig met z'n tweeën. Jay zat met zijn rug naar ons toe aan een tafeltje aan het einde van de tent. Net als op de middelbare school, wanneer je voor straf voorin de hoek moest gaan zitten. We kwamen niet meer bij.  Het was een goed hotel, met heerlijk eten en sfeervolle plekjes, waar je veel leuke mensen kunt ontmoeten, maar de drang om het protocol te volgen was soms (lees: vaak) waaaaay to much.